Ik ben aan het kijken naar de TV, een voetbalwedstrijd WK tussen Uruguay met Ghana. Ik zag een voetbalspeler van Uruguay met nummeren 10, Diego Forlan. Wanner ik zag hem, denk ik dat hij is als een Griekse god. Zijn haar is lang een beetje, krullen, blond, en hij gebruik bando of bandana (Ik weet het niet in de Nederlands). Zijn haarsnit met zijn scherpenogen, en dan hoe hij kijken. Jonge-jonge... Lekker! Knap! Inderdaad als een Griekse god.
Hier zijn twee fotos van hem. Vandaag, zie ik een Griekse god spels voetbal in Zuid-Afrika. Waka waka eh eh...
De juiste grammatica:
Ik ben aan het kijken naar de tv, een voetbalwedstrijd tussen Uruguay [en] Ghana. Ik zag een voetbalspeler van Uruguay met [nummer] 10, Diego Forlan. Wanneer ik [hem] zag, denk ik dat hij als een Griekse god [is]. Zijn haar is [een beetje] lang, krullen, blond, en hij gebruikt [een] bando of bandana (ik weet het niet in [het] Nederlands). Zijn haarsnit met zijn scherpenogen, en dan hoe hij kijken. Jonge-jonge... Lekker! Knap! Inderdaad als een Griekse god.
Hier zijn twee fotos van hem. Vandaag, zie ik een Griekse god voetbal in Zuid-Afrika spelen. Waka waka eh eh...
No comments:
Post a Comment